#reportageheld

 
De Nederlandse economie groeit solide en de werkloosheid neemt snel af, ook bij jongeren. Maar niet alle jongeren vinden makkelijk een baan. Bovendien beweegt een groot deel zich buiten het beeld van instanties. Nieuwe coalities, buiten de reguliere beleidspraktijk, zijn nodig.

Door Fabian Dekker

Over jeugdwerkloosheid is al bijzonder veel geschreven. En de lezer van dit artikel zou zich direct kunnen afvragen of het thema nog wel actueel is. Weliswaar liep na de economische crisis van 2008 de jeugdwerkloosheid snel op tot rond de 15 procent in 2014, maar inmiddels hebben veel jongeren gelukkig weer hun weg gevonden op de arbeidsmarkt. Zij lijken niet langer te behoren tot een ‘verloren generatie’, net zoals veel jongeren uit de jaren tachtig uiteindelijk ook hun weg vonden.

De effecten op de loonontwikkeling van starters in crisistijd zijn bovendien beperkt (Van den Berge & Brouwers 2017), en de resterende jeugdwerkloosheid bedraagt inmiddels nog ‘slechts’ 9 procent, oftewel: 112.00 jongeren die aan de kant staan, tegen ruim 200.000 jonge mensen in 2014. Dit is weliswaar nog altijd bijna twee keer zo hoog als het landelijke gemiddelde (circa 5 procent), maar er lijkt toch niet langer sprake te zijn van een zorgelijke situatie.

Hier komt nog bij dat onder de statistische groep ‘werkloze jongeren’ zowel de schoolgaande als niet-schoolgaande jeugd valt. Hoewel het niet hebben van werk natuurlijk ook voor schoolgaande jongeren een probleem kan zijn, is dit toch een minder urgent probleem dan voor de baanzoekers. Tot slot doen we het internationaal gezien erg goed als het gaat om de activering van jongeren. Duitsland is een van de weinige landen die het nog beter doen dan wij.

Verborgen generatie

Waarom dan toch dit stuk? Omdat het goed is om te beseffen dat niet iedereen profiteert van de aantrekkende economie. Zo rapporteerde het Centraal Bureau voor de Statistiek onlangs dat steeds meer jongeren tot 27 jaar instromen in de bijstand. Het aantal jongeren met een bijstandsuitkering steeg van 35.000 begin 2007 tot maar liefst 51.000 in de zomer van dit jaar. Onder jonge laagopgeleide mannen lijkt de arbeidsparticipatie terug te lopen en ook jongeren met een migrantenachtergrond doen het nog steeds minder goed dan gemiddeld.

Andere jongeren, die hoogstwaarschijnlijk kampen met complexe problemen in achterstandswijken, zijn niet eens in beeld bij sociale diensten of UWV voor de benodigde ondersteuning naar werk. Deze groep jongeren wordt ook wel aangeduid met termen als ‘onzichtbare jeugd’ of ‘spookjongeren’ en zijn volstrekt buiten beeld van instanties. Het zou volgens de meest recente schattingen gaan om bijna 135.000 jongeren tussen de 15 en 27 jaar (Nederland et al. 2016).

Tel hier ook de jongeren bij die niet meer actief zoeken naar werk en ongemotiveerd thuis zitten, of de groep jonge werkenden die liever meer uren wil maken - en alles bij elkaar hebben we te maken met een groot reservoir van onbenut arbeidspotentieel (CBS 2017). Deze cijfers maken in ieder geval duidelijk dat in een periode van conjuncturele verbetering niet voor iedereen de zorgen afnemen. En dat de problemen van een substantiële groep jongeren zich buiten het beeld van de autoriteiten afspeelt.

Nieuwe manieren van organiseren

De onderzoeksliteratuur laat over het algemeen zien dat voor het tegengaan van complexe problemen van kwetsbare jongeren er eigenlijk geen quick fix bestaat (vergelijk de kamerbrief SZW 2017). Werkzame activering en begeleiding verlangen bovendien persoonlijk en langdurig contact (zie bijvoorbeeld Van der Aa et al. 2016), terwijl de publieke dienstverlening dit vanwege bezuinigingen vaak niet toelaat. Bovendien vertrekt veel jeugdbeleid nog altijd vanuit een institutioneel beleidsperspectief in plaats van de individuele leefwereld en capaciteiten van jongeren zelf centraal te stellen (zie bijvoorbeeld Spies et al. 2016).

Het is dan ook niet verwonderlijk dat in ons land nieuwe coalities ontstaan die zich buiten de reguliere beleidspraktijk bewegen. Misschien niet eens zozeer als vervanging, maar wel als aanvulling op lopende publieke aanpakken. Zo gaat in Rotterdam op 4 oktober het landelijke jongerenplatform Jongeren, Werk en Hoop van ontmoetingscentrum De Nieuwe Poort van start. Hierbij zoeken uiteenlopende stichtingen in ons land de samenwerking op, combineren ze elkaars sterke punten om werkloze jongeren te bereiken en ontwikkelen ze interventies om jongeren te activeren. Niet vanuit een top-downperspectief maar vanuit het probleem van jongeren zelf.

De komende jaren zal uitwijzen of dit de goede manier is om de positie van kwetsbare en verborgen jongeren te veranderen.

Fabian Dekker is arbeidssocioloog en verbonden aan Regioplan Beleidsonderzoek. Zie ook www.fabiandekker.nl

 
Bas Brinkman